• check mark icon
    Dé ontmoetingsplek voor ouders, leerkrachten en andere professionals
  • check mark icon
    Vergelijk basisscholen en kinderopvang
  • check mark icon
    Lekkere en gezonde kinderrecepten
  • check mark icon
    Leuke activiteiten en dagjes uit
  • check mark icon
    Lees en leer met onze Opgroeiblog en kennisbank

Voorzictig sluipen we langs het huis naar een hek met een grendeltje. Hoe moet dat open? De kleinste weet het, staat op zijn teentjes en reikt er overheen, zucht, zucht, moeilijk hefboompje en… open is het poortje. We komen op een paadje en trippelen door een groene boog van laurier en rhododendron. We kijken naar rechts en daar onder een grote eikenboom lig een heel geheimzinnige stronk. Zijn het de wortels van een omgevallen boom?

“Stil nou,” zegt Oma, “heel soms zit Kabouter daar en die speelt dan op een piepklein fluitje, maar ja, meestal pas als jullie al in je bedjes liggen.”
De kindjes zijn stil en eigenlijk horen ze niet echt iets, maar o, wat zouden ze dat graag zien en horen.
Maar wat schiet daar de boom in? Het is bruin met een pluimstaart: “O, Eekhoorn, heb jij Kabouter weggejaagd?”

Nu kunnen we linksaf naar het Michielplein, maar de kinderen willen rechtdoor en lopen langs een struik met gele bloemen en aan de andere kant kardinaalsmutsjes, en … een vijvertje met daarnaast een visnetje. Oma doopt het visnetje samen met één van de kindjes in het een beetje stinkende water en wat heeft ze in haar netje? Visjes met pootjes die wriemelen door elkaar. “Stil maar salamandertjes, ik laat jullie alleen maar even zien.” Als alle kindjes hebben gekeken mogen de salamandertjes weer terug in het vijvertje met het stenen randje en we lopen door.

De grove den en wat staat daar achter? Het huisje van de heks van Hans en Grietje? De kinderen deinzen terug maar een meisje roept vrolijk: “Dat is mijn huisje” en zij laat zien dat er een dubbel deurtje is en een raampje en zelfs een piepklein verandaatje. Binnen liggen zachte kussens en Donald Ducks. Eigenlijk willen ze daar allemaal meteen gaan spelen en de kleinste laat ook zien hoe alle deurtjes en raampjes open en dicht gaan. Maar de anderen zien ook een kampvuur. Nou ja, het mag nooit branden, maar toch? Kan je je voorstellen dat je daar allemaal omheen zit in het donker? Maar dan is er nòg een verrassing: alweer een vijver met een stenen huisje voor Kikker. We mogen wel even roeren in de vijver met een tak, maar in het toch wel stinkende water gebeurt niets en we gaan weer verder.

Het paadje wordt nu erg smal. Naar rechts kunnen we niet want daar staat een valse stekelhulst en daar achter wonen de buren. Maar dit paadje gaat naar links tussen alweer rhododendrons en langs kamperfoelies en …. een wankel stenen trapje langs een beukenboom. Durven jullie dat enge trapje op? Kindertjes durven alles en achter elkaar aan klimmen we een eindje naar boven. De kleinste knuffelt de beuk nog even en hé, daar staan we bij de serre. Nu wandelen we over het terras langs narcissen en crocusjes en langs een enge Trol. Is het een engerd? Nee hoor, hij is eigenlijk alleen een beetje brommerig, maar best aardig.

Buurvrouw heeft Trol gemaakt van een steen. Met zijn hoofd opzij, één oog en dikke lippen en oja, een neus natuurlijk, gluurt Trol tussen de takken door vanaf zijn taboeretje. En wie is zijn vriendinnetje? Dat is Lijsje Lorresnor, een stenen meisje met een boekje en een potlood in haar hand en een schortje aan.

“Dag Lijsje,” zegt Oma en één van de kindjes geeft Lijsje een aai over haar stenen bol en vraagt: “Heb je nog wat getekend Lijsje?” En wij denken dat Lijsje dat fijn vind en naar Trol roept: “Hé, Trol, ik heb Meermin getekend.” En Trol? Ja, heus hij lacht.

Maar wie is Meermin? Zij is ook van steen en daar staat ze. In een grote vijver en de kindjes hollen erheen, maar Oma roept: “Voorzichtig, niet op de gladde vlonder, daar ben ik ook al afgegleden met mijn bril op, hop de vijver in en gauw er weer uit en onder de douche merkte ik pas dat ik geen bril meer op had”.

De kindjes krijgen de slappe lach en gierend roepen ze: “En toen, Oma?” Maar Oma wijst nu naar Meermin, die in de vijver op een steenstaat en naar de goudvissen en goudwindes en het beekje dat van een bergje naar beneden in de vijver uitkomt. Stilletjes komen de kindertjes verder en, o schrik! Daar springt iets groens, plons, midden in de vijver en Meermin lacht en de visjes? Die schrikken niet eens van een groene kikker. Voorzichtig lopen nu de kindjes over de vlonder naar de grote regenton met een pomp er op en om beurten mogen ze water uit die ton in de vijver pompen en een grote kikker van staal roept: “Wekcome, welcome!” Tja hij komt uit Nieuw Zeeland en spreekt alleen maar engels. Het kleine houten eendje die daar ook staat vindt het wel leuk dat er kindjes zijn, maar roept toch een beetje bangig: “Voorzichtig, ik val zomaar om!” Een egeltje, gemaakt van een hele grote dennenappel lacht maar wat.

En dan gaan ze terug over de vlonder en langs de vijver en over het hele smalle Pieterpad. Het kleine jongetje houdt er niet van om langs die enge taxusbol met zijn stekelige naalden te lopen, maar … hij is dapper en dan komen ze op het Michielplein.

Pieterpad? Michielplein? Tja, Oma had vroeger daar een klein grasveldje en daar groeide veel mos en ze moest het maaien en toen riep ze kwaad: “ik wil geen gras meer!” Pieter en Michiel schrokken er van, want Oma was niet zo vaak kwaad en heel gauw haalde Michiel het gras weg en met een boel vrienden maakte hij een pleintje en toen alles klaar was maakte Pieter een paadje van het pleintje naar het terras. En op het pleintje kan je tussen de struiken door de straat weer zien en het huisje onder het huis van de Renault Clio.

De kindjes gaan nu spelen in de wondertuin en Oma zit lekker met een boek op een stoel op de veranda naast de serre.

We staan voor het witte huisje van Oma aan het doodlopende stukje Banekaterveld.
“Wat doen we kinderen? Over de ene oprit naar de voordeur of door het geheimzinnige toverhekje?” “Het hekje!”