Waarom is mijn kind zo druk?
Vaak krijg ik de vraag: “mijn zoontje is zo druk! Is dat wel normaal?”. De hulpvraag die de ouder eigenlijk heeft is: “moet ik mij zorgen maken om het gedrag van mijn kind en wat kan ik eraan doen? “. Als pedagoog ga ik dan uiteraard de vraag in eerste instantie concretiseren. Want wat is nu eigenlijk ‘druk’? Dit heeft namelijk voor iedere ouder een andere betekenis. Ik help de ouder(s) dan om betekenis te geven aan het woord ‘druk’. En laat ze inzien waar het gedrag vandaan komt en wat ze eraan kunnen doen.
In het volgende gespreksvoorbeeld laat ik zien hoe ik te werk ga. De P staat voor professional (dat ben ik) en de O staat voor ouder.
Hoe ik de ouder help het gedrag te verklaren en wat eraan te doen is
P: “kan je uitleggen wat je met ‘druk’ bedoeld?”
O: “hij maakt zoveel herrie.”
P: “en wat doet hij dan op het moment dat hij herrie maakt?”
O: “dan rent hij heel hard door de kamer en gilt en maakt boksbewegingen.”
P: “ok en als ik het goed begrijp, maak jij je daar zorgen om?”
O: “ja, eigenlijk wel.”
P: “dan gaan we eens kijken waarom hij zo doet en wat we hieraan kunnen doen.”
P: ” wanneer laat hij dit gedrag zien?”
O: “eigenlijk altijd. Hij is altijd druk!”
P: “kan je aangeven wat hij nog meer doet op een dag?”
O: “soms speelt hij met zijn autootjes, of maakt een puzzel, maar nooit voor lange tijd.”
P: “dus hij speelt ook wel eens rustig?”
O: “uhm, ja nu je het zegt, eigenlijk wel, maar niet vaak.”
P: “wanneer speelt hij b.v. met zijn autootjes?”
O: “meestal in de ochtend. Maar aan het einde van de ochtend en aan het einde van de middag word hij dan ineens heel druk!”
P: “en met ‘druk’ bedoel je dat hij dan gaat gillen en gaat rennen?”
O: “ja en wil boksen en slaan.”
P: “ok en wat doe jij dan op zo’n moment?”
O: “dan zeg ik dat hij rustig moet doen!”
P: “en wat gebeurt er dan vervolgens? “
O: “dan blijft hij rennen en gillen!”
P: “ok, dus het werkt niet wat je zegt?”
O: “nee, eigenlijk niet.”
P: “wat zou je willen dat hij doet als jij zegt dat hij rustig moet doen?”
O: “ik wil dan gewoon dat hij stopt met gillen en rennen.”
P: “ok, je wil dat hij stopt met gillen en rennen. Hoe zou je dat op een andere manier tegen hem kunnen zeggen?”
O: “ik wil dat je stopt met rennen en gillen?”
P: “ja, heel goed. Dat is duidelijk. Dan vertel je hem precies wat je van hem verwacht.” Wat vervolgens heel belangrijk is, is dat je hem ook een alternatief biedt. Dus je vertelt hem wat hij dan wel mag doen. Hoe zou je dat kunnen zeggen?”
O: “je mag buiten rennen en gillen?”
P: “ja precies. Je zegt dus tegen hem: ik wil dat je stopt met rennen en gillen binnen. Je mag buiten rennen en gillen.”
P: “heb je een idee waarom hij soms zo druk is?”
O: “ik heb het idee dat hij gewoon even wil uitrazen.”
P: “dat heb je goed gezien. Jongens zijn meer fysiek ingesteld dan meisjes. Hiermee bedoel ik dat jongens meer behoefte hebben om zich fysiek te ontladen. Zij hebben het nodig om regelmatig te rennen, springen, gillen enz. Dat hoort gewoon bij de ontwikkeling van jongens. Zij moeten dus ook meerdere keren per dag de kans krijgen om te ontladen.”
O: “oh, dus het is eigenlijk normaal dat hij soms heel druk doet?”
P: “ja hoor, heel normaal. Dat hoort bij jongens. Maar ze moeten dus wel de kans krijgen om regelmatig druk te mogen zijn. Hoe zou je hem hierbij kunnen helpen?”
O: “door hem buiten te laten spelen?”
P: “juist en wat zou je dan met hem kunnen doen?“
O: “een flink stuk wandelen of fietsen of voetballen?”
P: “ja, dat zou heel goed voor hem zijn. Laat hem maar lekker uitrazen, zodat hij fysiek moe wordt en op deze manier kan ontladen. En het liefste minimaal 2x per dag. Is dat haalbaar voor jou?”
O: “ja hoor, ik kan best aan het einde van de ochtend en in de middag met hem naar buiten gaan. En nu ik weet dat hij daarna rustiger zal zijn, doe ik dat graag.”
P: “heel goed en je hebt dan ook nog een leuk één op één moment met je zoontje. Wat ook erg belangrijk is voor jullie band. Je gaf ook aan dat hij aan het einde van de middag vaak weer heel druk wordt. Heb je een idee hoe dat zou komen?”
O: “hij is dan ook wel heel moe.”
P: “juist, dat is vaak ook een reden voor druk gedrag. Wat zou je op zo’n moment kunnen doen?”
O: “een rustige activiteit met hem doen?”
P: “ja, heel goed en wat zou je dan kunnen doen?”
O: “samen een spelletje?”
P: “ja, dat kan en als hij zich niet meer goed kan concentreren omdat hij te moe is, kan je hem ook even lekker op de bank zetten en een filmpje laten kijken.”
P: “heb ik je vraag voldoende beantwoord? Heb ik je gerust kunnen stellen?”
O: “jazeker, ik vind het fijn om te weten dat mijn zoontje niet de enige is die heel druk doet en weet nu waardoor het komt en wat ik eraan kan doen.”
Spreek je zorgen uit. Het helpt echt!
In bovenstaand praktijkvoorbeeld heb ik jullie willen laten zien dat gedrag van kinderen meestal te verklaren is en dat er vervolgens ook iets aan te doen is. Wanneer de ouder er niets mee gedaan zou hebben, was zij zich waarschijnlijk zorgen blijven maken om het drukke gedrag van haar zoontje, had ze nog vaak strijd gehad met haar kind en waren de irritaties om het drukke gedrag waarschijnlijk alleen maar erger geworden. Nu zijn moeder en kind geholpen. Fantastisch toch? Zo simpel kan het zijn. Maar vaak heb je als ouder het net even nodig om dit bespreekbaar te maken en er door de manier waarop ik de vragen stel, zelf achter te komen waar het gedrag vandaan komt en wat je er vervolgens aan kan doen. Heb jij vragen? Twijfel niet en blijf er niet meer rond lopen. Ik help je graag weer op weg!